Author Archive Tim Overdiek

Tranen, zo lang de voorraad strekt

Wie maakt me los, mensen? Op mijn zolder wacht een voorraadje op lezers van het boek dat ik nooit heb willen schrijven. Tranen van Liefde is sinds deze week officieel uitverkocht. Tienduizend stuks over de toonbank (maar psst, ik heb nog wat doosjes).

Het is me wat, het leven van een boek. De ontkieming van een idee, de zwangerschap van het schrijfproces, de lancering als geboorte, de oohs en aahs bij het vasthouden van ‘het kind’, de tweede, derde en vierde druk als uitbreiding van het gezin. En na een kort leven de verbanning naar de ramsj, het liefdevolle hospice van de literatuur.

Het overkwam Tranen van Liefde, mijn dagboek over het jaar na de dood van mijn vrouw Jennifer, moeder van onze twee kinderen. Het verscheen eind 2010 bij Prometheus, omdat ik ooit had gelezen dat de (net als ik Brabantse) uitgever Mai vroeg zijn moeder had verloren. Daar hoorde het boek thuis, en ik werd er warm ontvangen.

Als een strenge doch rechtvaardige vader (en ook dat ben ik) besloot baas Spijkers om de haperende vierde druk te dumpen bij opkoper Steven Sterk. Als die het niet had gewild, dan waren ruim drieduizend exemplaren door de papiervernietiger geslingerd. Ik kocht als de wiedeweerga een paar honderd van mijn kindjes terug. Met het feit ik niet langer royalty’s ontving, kon ik leven. Life sucks.

Fast forward naar eind 2017, toen ik de deuren van mijn praktijk opende en over mannen en verlies mocht praten bij Humberto Tan en in Dagblad Trouw. Tranen van Liefde ontwaakte uit een coma (het kan dus wel), en bij Ramsj.nl zagen ze hun verstoffende voorraad beetje bij beetje slinken. Afgelopen week meldde bol.com dat het boek alleen nog tweedehands verkrijgbaar is.

Ik belde met Steven Sterk. Ja, ze waren op. Dat vervulde me met trots, maar ook met een beetje droefenis. Als schrijver wil je dat je boek tot in eeuwigheid verkrijgbaar blijft. En mijn zoldermagazijn zal ook leegraken, merkte ik. De afgelopen dagen zomaar vijf bestellingen. Een tientje voor mijn gesigneerde boek, plus verzendkosten. Stuur me maar een mail met je gegevens: tim.overdiek@gmail.com.

Tranen, zolang de voorraad strekt. (En bij In de Wolken hebben ze kennelijk ook nog wat doosjes.)

Inmiddels ben ik met collega-therapeut Wim van Lent bezig aan een boek over het thema Mannen en Verlies. We interviewen bekende Nederlandse mannen over hun verliesverhaal en duiken in de materie met voorbeelden en bijbehorende uitleg. We zijn goed op streek, dus een nieuw ‘kindje’ is in de maak. Ergens in het najaar zijn we uitgeteld.

Ik vind bovendien vast wel een manier om ook Tranen van Liefde nieuw leven in te blazen. Het was door de dood van mijn geliefde misschien een ongewenste bevruchting. Het weerspannige leven van dit boek maakte me door de vele reacties in de voorbije jaren ook duidelijk dat rouw door mannen zijn eigen wegen kent. Een levensles waar ik dankbaar voor ben.

Contact: Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34

The show must go on?

Het was een fraai staaltje van ‘je vermannen’. FC Emmen-doelman Kjell Scherpen (20) sloot zondag zijn ogen tijdens de minuut stilte voor zijn broer Jorg (19). Die was de dinsdag ervoor overleden na een coma van bijna een maand. Spelen of niet spelen was geen dilemma. Kjell zou spelen.

Het deed me denken aan John Kennedy jr. Op zijn derde verjaardag ontroerde deze dreumes de wereld door te salueren naar de bevlagde kist met zijn vermoorde vader. Meteen na de begrafenis van de Amerikaanse president vervolgde moeder Jackie met de voorbereidingen op het verjaarspartijtje dat tien dagen later gewoon doorgang vond. The show must go on. Het leven ook.

Zo ook in Emmen. Met een mengeling van ongeloof en diepe bewondering zag ik de eredivisie-keeper het moment van stilte ondergaan. Peter Middendorp schreef er prachtig over in De Volkskrant: “Niemand kuchte, niemand schraapte zijn keel, er bewoog geen voet of vinger, er werd nauwelijks ademgehaald.”

Dat FC Emmen kansloos met 0-3 ten onder ging tegen Vitesse, waarbij doelman Scherpen geen beste indruk maakte, was ondergeschikt aan de persoonlijke tragedie. Hier golden andere wetten, ook in het betaald voetbal. Had hij beter niet kunnen spelen? Had iemand hem tegen zichzelf in bescherming moeten nemen?

Dit is geen stukje om Kjell Scherpen de maat te nemen. Integendeel, net als die duizenden mensen in stadion De Oude Meerdijk gooi ook ik mijn arm om die 2,04 meter lange keeper heen. Man, wat knap van je. Wat een grootse daad om na de dood van Jorg elke dag te komen trainen en ook op de wedstrijddag onder de lat te gaan staan.

The show must go on? Echt waar?

Op de afscheidsdienst voor Jorg, die een dag later in hetzelfde stadion plaatsvond, liet Kjell weten dat hij zijn broer “heeft beloofd er alles aan te doen om de top te halen”. Met andere woorden, op een moment dat de dood er alles doet om het leven uit je lijf te zuigen, sta je op en pers je er nieuwe kracht uit. Al is het maar voor twee keer 45 minuten en wat blessuretijd.

Op de avond dat mijn vader overleed, stond ik als dertienjarige knul voor de vorm wat Franse woordjes uit mijn hoofd te leren. De volgende ochtend had ik immers een proefwerk. Een oom kwam me vertellen dat ik niet naar school hoefde. Stiekem had ik wel willen gaan, om te laten zien aan mijn dode vader dat het zonder hem ook wel lukte.

Enkele dagen na de dood van zijn moeder fietste mijn oudste zoon naar school om zelf te vertellen aan zijn klasgenootjes wat er was gebeurd. Mijn stoere knul gaf een heuse persconferentie en beantwoordde allerlei vragen die leeftijdgenootjes hadden. Ik stond erbij en keek ernaar, innerlijk verscheurd door de vraag ‘waarom, waarom?’

Hoe doen we dat toch? Is het de roes van adrenaline die ons voortstuwt in tijden van acute stress? Maken we onszelf wijs dat ‘onze overleden geliefde dit gewild zou hebben’? Is het pure overleving? Ons krijgen ze er niet onder, no fucking way. Natuurlijk stond Kjell onder de lat, terwijl het even vanzelfsprekend was geweest wanneer hij zich had afgemeld.

Meer dan weer een riedeltje

Als ik goed naar mezelf luister, dan hoor ik toch weer iets nieuws in mijn al zo vaak vertelde verhaal. Vooral in de zwijgzame momenten van het gesprek. Om door te kunnen, ook negen jaar later, moet je soms even stilstaan, al is het maar een paar seconden.

Eigenlijk had ik helemaal geen zin in De Kist, het tv-programma van de EO waarin de presentator in een klein Fiatje met een doodskist op het dak je straat komt binnenrijden voor een fijn gesprek over de zin van leven en dood. Al drie keer eerder had ik nee gezegd. Mij te luguber, die kist in huis.

Stelletje vrolijke volhouders, daar bij de EO. Het lijken wel zaterdagse Jehova-getuigen. Afgelopen najaar belde Jikke, oud-collega van de NOS en tijdelijk werkzaam bij de redactie van De Kist. Probeer jij het nog maar eens, hadden ze vast tegen haar gezegd. Wie weet? Omdat mijn beide jongens het nest waren uitgevlogen, dacht ik: waarom ook niet?

Dus mocht de kist mee naar binnen, de trap op, het hoekje om naar de woonkamer en zat ik tegenover Kefah Allush met om me heen drie camera’s, een zootje lampen en buiten beeld een achthoofdige crew. Een intiem gesprek, en dat was het. Van man tot man spraken we over de liefde, de dood, vaderschap, mannelijkheid, mijn werk als therapeut.

Klik hier om de uitzending terug te kijken:

Klik hier om de uitzending te bekijken

Ik zeg vaker nee dan ja tegen interview-aanvragen. Het is goed om te waken voor het uitwringen van je verliesverhaal. Het moet niet weer een riedeltje worden. Op het moment dat je jezelf gekunsteld of te ingestudeerd hoort praten over de meest intieme details van het leven, moet je wegwezen. Dan is het ‘niet echt’ meer. Dan wordt het een trucje.

De waarlijke kunst van het interviewen kent Kefah Allush als de beste. Hij zette me aan het denken over dingen waarvan ik dacht dat ik ze allang had doordacht. Hij deed dat vanuit betrokkenheid, vanuit verwondering. Precies wat ik als therapeut met mijn cliënten probeer te doen. Het gaat om de ontmoeting. Daaruit ontstaat verbinding.

Kefah, bedankt voor een mooie ontmoeting.

Ik ontdekte meer over mezelf. Hoe ik denk over de hemel. Die bestaat niet, maar er is wel “een andere kant”. Of ik een andere vader was geworden? “Liever was ik een betere partner geweest.” Welke rol de dood in mijn leven had. “Als je de dood ontkent, ontken je het leven.” Over mijn dood. “Elke dag denk ik er wel even aan.”

Het gesprek in De Kist verwerd daarmee een innerlijke scherprechter. Klopte het wel wat ik zei? Dacht ik een tijdje terug niet heel iets anders? Waar haal ik die wijsheid vandaan? Allemaal vragen die gesteld moeten blijven worden. En die elke keer een nieuw inzicht mogen opleveren.

Het leven draait om blijven ontdekken, blijven leren, je blijven ontwikkelen, blijven ontmoeten, blijven verbinden. Wie het definitief denkt te weten, is eigenlijk al een beetje gestorven. En zeg nou zelf, wie heeft daar nou zin in?

Last en lust van je achternaam

We zaten vlak voor de uitgetelde datum, hadden twee potentiële voornamen, toen we over de achternaam van onze aanstaande zoon kwamen te spreken. Waarom Overdiek? Waarom geen Nolan? We waren het snel eens.

to be or not to be

Geen Overdiek, en ik was zelf de meest hartstochtelijke pleitbezorger. Wonend in New York werd mijn onuitsprekelijke achternaam dagelijks verbasterd. Overdick. Overdeep. Overzier. Overdyke. Dat ging ik onze zoon niet aandoen, toen nog in de veronderstelling dat we nooit meer naar Nederland zouden terugkeren.

Nolan dus, met nog twee argumenten. Onze zoon zou het eerste kleinkind zijn aan de Nolan-kant, en daarmee stamhouder. Dat was geinige bijvangst. Maar nog belangrijker, waarom per se de naam van de vader en niet van de moeder? Door de achternaam van de moeder door te geven, maakten we een emancipatoir puntje.

Er kwamen vragen, vooral uit Nederland. Of ik er geen probleem mee had dat mijn achternaam zou ophouden te bestaan. Konden we niet de achternaam van Jennifer als tweede naam inzetten? Grappig, dat onbegrip. Ik houd wel van ontregelende acties, zeker als het ingaat tegen de opvatting ‘dat het nu eenmaal zo is en ook zo moet blijven’.

Zo’n feministische verzetsdaad was het trouwens niet in 1997. In Amerika was het vooral handig, in Engeland later ook, en vanaf 2008 in Nederland niet minder ingewikkeld. De namen zijn prachtig. Sander Paul Nolan en Eamonn James Nolan. Paul is de naam van mijn vader, James die van Jennifers vader. Hun leven, hun naam. De jongens zijn niet van mij.

Het hele proces van naamgeving draaide vanochtend als een korte speelfilm door mijn geheugen, toen ik het nieuws hoorde dat D66 het mogelijk wil maken dat nieuwgeborenen de naam van beide ouders moet kunnen dragen. Prima initiatief, elke vrijheid om je kind te vernoemen is meegenomen.

Met terugwerkende kracht heeft de achternaam Nolan voor mij een extra waardevolle betekenis gekregen. Nu hun moeder is overleden, vind ik het dierbaar dat Sander en Eamonn Nolan dagelijks voelen van wie ze afstammen, uit wie ze zijn gekomen en wie tot aan hun dood met ze meereist. What’s in a name? Meer dan je (be)denkt.

Leven na een dodelijk ongeval, hoe doe jij dat?

Ik koester mijn woede. Soms zoek ik hem zelfs even op, twee straten verderop. Dan ben ik op de plek waar mijn vrouw is doodgereden, en voel ik meteen; ja ik ben nog steeds laaiend. Hartstikke laaiend.

Het levert allemaal niks op, en kost alleen maar energie. Maar soms is het gewoon even nodig, om stil te staan bij het zebrapad waar Jennifer tegen het asfalt werd gekwakt en nooit meer zou opstaan. Om de waanzin van de dood even te doorvoelen. Dat is dan de winst.

Daarna ga ik weer verder mijn leven. Vrolijk verder zelfs. En begrijp me niet verkeerd, de verantwoordelijke man die de 41-jarige moeder van onze kinderen uit het leven rukte hebben we allang geleden vergeven. We wensen hem het beste toe. Echt waar.

Toch komt de boosheid over het ongeluk bij vlagen om de hoek kijken. Heel eventjes maar, en realiseer ik me hoe diep de wonden zijn geslagen bij mij als nabestaande. Uiteenlopend van kleine steken tot irritant gekriebel. Als ik het weer voel, meestal op de meest onverwachte momenten, weet ik; verzorg de wond, Tim.

Het begon weer te jeuken toen ik deze week meedeed aan een grootschalig onderzoek naar de gevolgen voor nabestaanden van dodelijke verkeersongevallen. De universiteiten van Groningen en Utrecht en Stichting Centrum ’45 gaan de komende drie jaar bekijken hoe de hulp voor rouwende nabestaanden beter kan worden afgestemd.

Hier vind je meer info en kun je meedoen: Rouw na Verkeersongeval

Als lotgenoot en therapeut met verlies als specialisme ben ik gevraagd voor de begeleidingscommissie van de onderzoekers. Ruim negen jaar na onze persoonlijke tragedie kan ik er tamelijk afstandelijk en inhoudelijk over praten. Toch blijf je ook na al die tijd een gepijnigd slachtoffer. De naweeën blijven altijd met me meereizen.

Dat maakt het onderzoek zo belangrijk. Rouw is individueel en gebeurt op eigen tempo, dat weten we. Dat predik ik ook in mijn praktijk. Neem de tijd en doe het op je eigen manier – ik loop eventjes met je mee. De vragenlijst laat je stap voor stap nagaan in hoeverre je in je huidige leven nog last hebt van het ongeluk, ook al was je er niet zelf bij betrokken.

Voor mij was het een graadmeter. Tot mijn opluchting stelde ik vast dat ik het heel aardig doe. Geen hinderlijke onderbrekingen van mijn dagelijks leven. Ja, heel af en toe dus de boosheid die als een duveltje uit een doosje schiet. Sluipmoordenaars noem ik ze, altijd bereid om op een ongewenst tijdstip hoi te komen zeggen.

Hoe doe jij dat? Hoe ga jij om met de gevolgen van een verkeersongeluk waarbij een geliefde om het leven is gekomen? Ik hoor het graag, in de comments hieronder. De onderzoekers ook, dus doe de zelf-check op rouwnaverkeersongeval.nl, waarmee je toekomstige lotgenoten een steuntje in de rug zult geven.

Tranen? Ben je besodemieterd!

“Geef mij eens zo’n snuifding”, commandeert de man. Hij wijst naar de zakdoekjes, die in een hoek van mijn praktijk onopvallend staan te zijn. Grijnzend geef ik het ‘snuifding’ aan mijn betraande cliënt. Zo doen we dat hier.

Als je me vraagt wat het verschil is tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten, dan heb ik aan één woord voldoende: zakdoekjes. Bij vrouwen zet ik ze klaar, bij mannen houd ik ze achter de hand. Tranen zijn van harte welkom, begrijp me niet verkeerd, maar het is voor mannen toch best een dingetje.

Een andere cliënt beet me eens pissig toe dat ik “erop uit was om hem aan het huilen te maken”. Zijn tranen kwamen op het moment dat hij zich in een familie-opstelling plotseling realiseerde hoezeer hij ten diepste verlangde naar zijn afwezige vader. Dat was een openbaring, vond hij, maar dat gejank erbij was niet de bedoeling.

Verman je. Wees sterk. Echte mannen huilen niet. Tranen zijn een uiting van zwakte. We kennen ze wel, die traditionele opvattingen van mannelijkheid. Wat er ook gebeurt, je laat niks merken. Sla desnoods van je af, sta je mannetje, toon je kloten. Kortom, wees een echte vent.

Gelukkig is het 2019, tijd voor de toekomst, en dus kopt De Standaard deze week: Wees een vent, en huil.

De Belgische krant plaatst die oproep op basis van een nieuwe richtlijn van de American Psychological Association (APA). Na veertig jaar onderzoek onder psychologen en hun mannelijke patiënten is de conclusie helder. “Traditionele mannelijkheid, gekenmerkt door stoïcisme, competitiviteit, dominantie en agressie, is schadelijk.”

Als je opgevoed bent met de overtuiging dat het gevaarlijk is om je kwetsbaar op te stellen, dan ben je sneller geneigd om mentale problemen te negeren of te ontkennen. Hulp vragen is dan moeilijk. Hoe zwaarder de tegenslag, vooral bij ingrijpend verlies, hoe groter het isolement. Om die reden pleegt de man ook vaker suïcide dan de vrouw.

Soms zie ik de tranen niet. Dan vertelt een mannelijke cliënt met een geruststellende glimlach op zijn gezicht over de enorme worsteling die hij doormaakt. Er gaat pas een belletje rinkelen als hij maar blijft praten. En glimlachen. En praten. En glimlachen. Op enig moment valt hij stil, en dan zeg ik niks. Heel venijnig is dan mijn zwijgen.

In die stilte gebeuren meestal de mooiste dingen.

Daarna loop ik onopvallend naar het hoekje van mijn praktijkruimte en zet ik het doosje ‘met van die snuifdingen’ naast de man op de vensterbank. Ook dan blijven de zakdoekjes niet zelden ongebruikt. Ik zie het door de vingers. Een echte vent gebruikt zijn mouw.

Volkskrant / Peter de Wit

Als Petra belde, dan wist je het wel

Mijn eigen vrouw heb ik vaak genoeg ‘nee’ verkocht, maar bij Petra liet ik dat wel uit mijn hoofd. Als zij belde, dan was het eerst om even gezellig bij te praten maar al snel kwam ze ter zake. Petra de weduwe had weer eens ergens Tim de weduwnaar voor nodig. “Ja, is goed.”

Read More

Grandma, blijf nog heel eventjes

“Ik heb haar altijd vreselijk verwend”, zegt grandma. Ik knik en houd haar hand vast. Ze valt in slaap. Vijf minuten later opent ze haar ogen. Ze glimlacht. Moeizaam komen de woorden. Ze geeft het op en kijkt me aan. Zwijgend wrijf ik over haar arm. Mijn schoonmoeder heeft geen idee dat we afscheid komen nemen.

Read More

Als de compassie sterft, dan…

…dan kunnen we wel opdoeken. We zijn toch al aardig op weg om de planeet onleefbaar te maken. Maar als de mens voor die tijd ophoudt met compassie te tonen, dan houdt het voor Moeder Aarde snel op. Jeetje Tim, waarom zo sentimenteel?

Read More

Een biertje met George W. Bush

Zoon George ginnegapt over vader George. Het is de enige manier om zich aan het eind van de eulogie een korte, maar hevige snik te veroorloven. “Een groots en nobel man, de beste vader die een kind zich kon wensen.” De lach en de traan smelten ineen. Hoe ontroerend.

Read More