Monthly Archive August 2021

Man, als je beseft, ik wil niet meer

Als je denkt dat er geen uitweg meer is. Als je het niet meer voor elkaar krijgt. Als voor je gevoel het leven niks meer waard is. Als alle gevoel is verdwenen. Als je je kapot schaamt en je je geliefden niet meer onder ogen durft te komen. Als je zo eenzaam bent dat je ook (of vooral) niet meer bij jezelf wilt zijn. Als je overtuigd bent dat je hebt gefaald in het leven. Als er niks meer over is van een allerlaatste restje zelfrespect. Als je zoveel pijn hebt dat je het niet langer uithoudt. Als je alles hebt geprobeerd.

Als je beseft, ik kan niet meer. Ik wil niet meer. Ik stap eruit. (Dit is een ingekort hoofdstuk uit ons boek Als de man verliest, naar aanleiding van recente suïcidecijfers.)

Ook in deze donkerste spelonk van het leven, staand op de drempel van de dood met suïcide als enig overgebleven uitweg, ben jij niet alleen. Eruit stappen is een keus, en wij zullen je er niet om veroordelen. Tegelijkertijd zullen wij er alles aan doen om je terug te trekken van die drempel. Om je voor te houden dat er altijd nog een weggetje terug is, al moet je er voor je gevoel eerst weer een Mount Everest voor beklimmen. Om te laten zien dat het leven nog steeds de moeite waard is. Ondanks die pijn.

Je bent niet alleen.

Mannen plegen in Nederland twee keer zo vaak zelfmoord als vrouwen. Vrouwen doen twee keer zo vaak een poging tot zelfmoord. De cijfers: in 2017 stapten 1304 mannen en 613 vrouwen uit het leven. In Vlaanderen plegen 2,5 keer zoveel mannen zelfmoord als vrouwen. In het Verenigd Koninkrijk zijn dat er drie keer zoveel. In Polen acht keer zoveel. Vooral mannen tussen de 40 en 60 jaar stappen eruit. Na longkanker is zelfmoord de belangrijkste doodsoorzaak voor mannen onder de zestig. We zien het bij jongeren die zo gepest en daarmee geïsoleerd raken dat ze het leven niet meer zien zitten.

Wie zijn de meest kwetsbare mannen? Weduwnaars op leeftijd die niet met hun eenzaamheid kunnen omgaan. Gescheiden mannen die hun kinderen niet meer (mogen) zien. Boeren die al generaties lang het familiebedrijf runnen en tot hun eigen schaamte het hoofd niet boven water kunnen houden. Voor de buitenwereld succesvolle managers die onder de druk van hun veeleisende werk bezwijken. Mannen die met financiële problemen kampen, door verlies van werk of door gokverslaving, en er niet voor durven uit te komen. Maar ook de Vinex-vaders die een ogenschijnlijk kalm en overzichtelijk leven leiden, en die zich om wat voor reden zo waardeloos zijn gaan voelen dat zelfmoord de enige uitweg is geworden.

Wat hen bindt? Er niet over praten. Het niet laten zien. Zo eenzaam worden in hun isolement dat er op enig moment onherstelbare kortsluiting ontstaat. Gemiddeld vier keer per dag houdt een Nederlandse man het voor gezien. Vier keer! Per dag! Hoe vaak zou het alleen al door iemands gedachten schieten als de meest logische, laatste stap? Kortom, je bent niet de enige. Ook al voelt het zo verdomd alleen.

*

Een lange, slungelachtige vent komt mijn praktijk binnenlopen, gaat onderuitgezakt in de stoel tegenover me zitten. Roelof is begin dertig, en heeft het zichtbaar zwaar. Stiknerveus begint hij te praten. Ik laat hem even gaan, maar grijp snel in. Er valt geen touw aan vast te knopen. “Wacht even”, zeg ik, en laat een stilte vallen. “Voordat we bij het begin beginnen, hoe gaat het op dit moment met je?”

Hij kijkt me aan en schiet vol. “Het hoeft niet meer wat mij betreft.”

“Wat hoeft niet meer”, vraag ik rustig.

“Niks hoeft meer.”

“Wat is niks.”

“Nou ja, dit.”

“En wat is dit?”

Hij kijkt me wat bozig aan. Begrijp ik dan niet wat hij bedoelt, zie je hem denken. Natuurlijk begrijp ik heel goed wat er aan de hand is. Ik wil het bespreekbaar maken. Man en paard noemen. Dus ik herhaal de vraag waar we allebei het antwoord op weten. “Wat bedoel je precies met, het hoeft wat mij betreft niet meer.”

“Leven.”

De man is dus nog geen vijf minuten binnen, en vertelt dat hij uit het leven wil stappen. Ik vraag hem of hij een poging heeft gedaan. Dat is niet het geval. “Maar ik denk er wel over na. Heel concreet.” Stap voor stap gaan we langs zijn gedachten, in hoeverre hij het serieus van plan is, en of hij dit al met iemand anders heeft gedeeld.

“Jij bent de eerste aan wie ik het vertel.”

Hoe diep hij ook in de put zit, Roelof verdient een oprechte schouderklop dat hij zijn doodswens heeft gedeeld. Het is trouwens de vraag of hij echt dood wil, maar dat doet er nu even niet toe. Soms is het uitspreken van een doodswens juist een helpende gedachte. Daarmee benoem je je eigen onmacht. Het betekent bovendien niet dat hij het ook daadwerkelijk gaat doen, ook al weet je dat nooit helemaal zeker. Hoe dan ook, hij is gekomen, wat al een klus is, en hij heeft gedeeld. Zijn angst, zijn gedachten, zijn depressieve gevoelens, zijn wanhoop, maar ook zijn wil om hulp te krijgen.

“Praat voordat je gaat”, vertelt Ad Kerkhof in het boek Man O Man van Nathan Vos (over de zelfmoord van zijn broer David). De hoogleraar Klinische Psychologie, Psychopathologie en Suïcidepreventie aan de Vrije Universiteit Amsterdam kent het prijskaartje. “Mannen krijgen op een gegeven leeftijd de rekening gepresenteerd van niet over gevoelens praten, van helemaal niet praten. (…) Hij kan eindeloos piekeren, maar stelt zich niet de vraag hoe hij zich voelt en wat dat betekent. Hij wil niet toegeven dat hij gedachtes en gevoelens heeft, zal daarvan weg proberen te kijken en zal proberen ze te stoppen.”

Precies op dat punt heeft cliënt Roelof een knoop doorgehakt, waar hij naar eigen zeggen ook bezig was een knoop te bedenken voor aan de zware balk in de schuur. Kerkhof heeft het hier dus over isolement. Of beter gezegd, hij spreekt over het ‘mannen-isolement’ zoals we dat in het vorige hoofdstuk uitvoerig hebben beschreven. Dat laat Roelof ook zien. Hij is volledig verstrikt geraakt. Dit isolement is het (bij-)product van socialisatie tot man. Dat wordt al vroeg in het leven van jongens geïnstalleerd. Jongens leren, vaak onbewust, dat bepaalde gevoelens niet bij de mannelijke identiteit horen. Daardoor leren zij al heel vroeg om bepaalde gevoelens te onderdrukken en te controleren.

Drie dagen later komt Roelof mijn praktijk binnenlopen. Hij leeft. Ik had snel een volgende afspraak met hem gemaakt, en hem laten beloven dat hij er in de tussentijd niet uit zou stappen. Ook al weet ik dat dit geen garantie biedt, maar in ieder geval heb ik er ook mijn eigen onmacht als hulpverlener enigszins mee beteugeld. Mocht hij in acute nood komen, dan kon hij me meteen bellen en zou ik hulptroepen regelen.

Veel beter gaat het niet. De gedachte aan zelfdoding is elke dag aanwezig. “Maar ik ga het niet doen, zelfs daar ben ik te slap voor”, zegt hij. Zijn zelfbeeld ligt aan diggelen. Een tijdje geleden is hij zijn werk kwijtgeraakt. Door eigen toedoen, vertelt hij. Veelvuldig drugsgebruik, waardoor hij agressief werd naar zijn collega’s en simpelweg niet meer functioneerde. Voor zijn gevoel heeft hij niks meer om voor te leven.

De zwartgalligheid heeft hij van zijn vader, vindt Roelof. Tussen vader en zoon gaat het niet best. Vader is bang dat zijn zoon iets overkomt, hijgt hem voortdurend in zijn nek en herkent de worsteling die hij zelf jarenlang heeft gevoerd. Zoon voelt zich weer de 15-jarige puber en verzet zich tegen de ouderlijke bemoeienis. Onbewust is hij hiermee loyaal zijn vader.

“Is het misschien een goed idee als je vader eens een keertje meekomt”, stel ik voor. “Ja, graag”, zegt Roelof. Het zal nog zes sessies en twee afzeggingen duren voordat ze allebei tegenover me plaats nemen. Eerst heeft Roelof het nodige voor zichzelf uit te zoeken. Hij heeft zijn handen vol aan de klus om in leven te blijven.

Zelfdoding kan volgen na ondraaglijk isolement in een doodlopende straat. Onmachtig en wanhopig blijf je tegen die muur opknallen, tot het niet langer gaat. Soms zijn de voortekenen herkenbaar. Helaas is het niet zelden pas achteraf dat je als achterblijver denkt: verdorie, had ik maar. Had ik maar wat vaker gevraagd hoe het werkelijk met hem ging. Was ik maar alerter geweest toen hij verdacht vaak naar zolder verdween om daar uren in zijn eentje door te brengen. Had ik maar doorgevraagd toen hij over frustrerende situaties op zijn werk vertelde. Had ik maar dit of had ik maar dat. Waarom zei hij niet hoe ongelofelijk slecht het met hem werkelijk ging?

Een typisch mannendingetje. Isolement is de basis van waaruit wij mannen opereren. We hebben het in het vorige hoofdstuk al geconstateerd; De man heeft nu eenmaal de neiging om dingen alleen te doen en problemen zelf op te lossen. We zien onszelf graag als autonoom, en tegelijkertijd kunnen we het moeilijk verdragen om (te lang) alleen te zijn. Iets in je eentje willen oplossen, maar als het echt te zwaar wordt niet bij machte zijn om je hand op te steken. Hoor jij bij deze groep?

*

Time-out – Ga eens een stapje verder dan braaf ja-knikkend op de vraag of ‘jij deze groep hoort’. Stel jezelf in alle stilte de volgende vragen:

Denk jij weleens aan zelfmoord? Vind jij dat je eigenlijk niet goed genoeg bent? Loop jij ook al een hele poos op je tenen? Denk jij dat je het in wezen niet waard bent om te leven? Denk jij dat je geen hulp verdient? Ben jij ook vooral bezig om de mensen om je heen te redden en daarbij jezelf te vergeten? Word jij soms gek van dat almaar terugkerende gepieker?

Als jij meerdere vragen met een ja beantwoordt, dan zit je in een risicogroep. Dan wordt het tijd om uit die stilte te stappen en er met mensen om je heen over te praten. Echt, doe het. Dit is geen advies om de schouders eigenwijs bij op te halen.

*

We herhalen de bloedstollende man-vrouwratio: mannen plegen twee keer zo vaak zelfmoord dan vrouwen. Een schrikbarend verschil. Over de oorzaak hiervan is weinig literatuur te vinden. Zonder het wetenschappelijk te kunnen onderbouwen hebben wij op basis van onze ervaring als therapeut sterk de indruk dat isolement in combinatie met almachtgedrag en de bijbehorende daadkracht een dodelijke mix kan zijn.

Denken aan zelfmoord en het dan nog doen ook, als je jezelf wanhopig voelt en in de overtuiging leeft dat je problemen zelf moet oplossen en er toch niemand voor je is. Als je te lang op dat verrekte eilandje van verdriet hebt gebivakkeerd en er geen redding in zicht is. Als er drank of drugs in het spel zijn die gevoelens uitschakelen en de drempel tot handelen verlagen. Want als mannen iets doen, dan doen ze het meteen goed. Ze gebruiken agressievere en daarmee effectievere middelen.

Dat vrouwen twee keer zo vaak een poging doen, zou weleens te maken kunnen hebben met de manier waarop vrouwen blijven communiceren en dus bij voorkeur een signaal over hun wanhoop afgeven. De meeste vrouwen hebben immers al vroeg geleerd om hun innerlijke roerselen te delen met andere vrouwen. Dat voorkeursgedrag kennen mannen meestal niet.

Uit Man o Man een citaat van de Australische opvoedpsycholoog Steve Bidduph: “Als een man ten diepste ongelukkig is, wanhopig bezorgd of intens eenzaam of verward, zal hij meestal doen alsof het tegenovergestelde het geval is, zodat niemand het doorheeft. Kleine jongens leren vroeg in hun leven – van hun ouders, van school en van de grote wereld daarbuiten – dat ze moeten doen alsof. En de meesten zullen dat de rest van hun leven blijven doen.”

Time-out – Ken jij deze beweging? Je groot en sterk voordoen terwijl je je klein en waardeloos voelt? Het volhouden overdag en ’s avonds instorten of jezelf verliezen in destructief gedrag? Zit jij gevangen in die vicieuze cirkel?

In het bloedstollende relaas over de zelfmoord van broer David spaart Nathan ook zichzelf niet. Hij kijkt in de spiegel. Hoe zit het met boosheid? Met zijn boosheid? “Die van mij voel ik soms letterlijk. Mijn handen knijpen samen, mijn kaak verstrakt en mijn bewegingen worden harder. (…) Die woede duurt meestal maar kort. En hij hangt, als ik erin slaag erop te reflecteren, altijd samen met onmacht. Onmacht om iets op te lossen: werk (meestal), relatie (soms), familie (soms), vrienden (zelden), de rest van de wereld (vrijwel nooit). Of iets dieper: onmacht over mijn leven. Dat alles klopt, maar het toch niet goed genoeg lijkt.”

Op zijn broer David, en wat hij had gedaan, was Nathan maar heel even boos. Diens zelfmoord, vlak na zijn veertigste, was namelijk te groot om boos over te zijn. In een interview met HP/De Tijd vertelt Nathan: “Ik heb vier broers en een zus. Er waren drie broers waar ik me zorgen om maakte, maar er was ook een stabiele factor: David. Al decennia met een leuke vrouw, keurige carrière, drie geweldige zoons, mooi huis. Maar bij hem is het gaan schuiven in zijn hoofd, ergens eind 2014, denk ik. Zonder dat we het doorhadden. Tenminste, ik niet. Thuis werd hij wel mopperiger, vervelender, chagrijniger.

Hij heeft zich rond maart 2015 ziekgemeld, overspannen, en toen is het heel hard gegaan. Een maand later deed hij een zelfmoordpoging. Op 20 mei is hij overleden. Hij had niks, was volledig steady, gebruikte niks, was een liefdevolle vader. Hij werkte zich de rambam, was jarenlang de gedroomde werknemer, de ideale collega. De ideale echtgenoot. In de Vinex-wijk waar ze waren neergestreken was er geen hulpvaardiger en gezelliger buurman dan David Vos. Terwijl ik wild door mijn studiejaren heen klooide, was David een monument van stabiliteit. Achteraf denk je, en dat is ook wel heel pijnlijk: Hadden we, toen we het slecht zagen gaan, niet veel meer door moeten vragen? Want achteraf gezien stonden alle sporen wel de verkeerde kant op. Maar zelfs achteraf denk je niet, dat leven leidde daarnaartoe. Helemaal niet.

Waarom hij het heeft gedaan, zullen we nooit precies weten. Maar ik ben daarna wel op onderzoek gegaan. Wat kan er nou onder zitten, bij dat verdriet of die woede of die interne strijd? Waar komt dat vandaan? Niet zozeer alleen bij hem, maar bij mannen zoals hij en ik. Ik denk dat hij misschien wel ten onder is gegaan aan het man-zijn. Volgens mij lopen heel veel mannen hiermee. Niet met suïcidale gedachten, maar ze hebben vaak een ongezonde manier van met het leven omgaan, met de innerlijke strijd, woede of angst die ergens blijft zitten. Dat had bij David zo kunnen zijn, maar dat zie ik bij heel veel mannen die ik ken.”

Depressies bij mannen blijft nogal eens onopgemerkt, ook onder de mannen zelf. We vinden van onszelf dat dit bij ‘mannelijk gedrag’ hoort. Stilzwijgen, zelfbeheersing en solistisch opereren worden in onze maatschappij als mannelijk gelabeld en daardoor als positief bevestigd. Faalangst horen we niet te kennen, en als het al opborrelt, dan onderdrukken we dat het liefst. Stel je voor dat je als loser wordt ontmaskerd? Onder geen beding. Zonder dat het opvalt, kunnen mannen lang doormodderen en in een neerwaartse spiraal terechtkomen.

*

Zijn hond is dood, en Arthur kan er niet zonder tranen over vertellen. Het was allemaal snel gegaan, nadat hij negen jaar lang een trouw maatje had gehad. Een paar weken geleden moest hij hem laten inslapen. Hij twijfelde even of hij erover moest vertellen op zijn werk. “Je weet het maar nooit met al die mannelijke collega’s. Ze kun je er ook zo mee voor de gek houden.” Gelukkig reageerden ze heel liefdevol en serieus, ook zijn leidinggevende van wie Arthur dat juist niet had verwacht.

Een paar dagen na de dood van zijn hond was hij op de motor naar Middelburg gereden. Daar ligt zijn vader begraven. Die heeft Arthur op tweejarige leeftijd verloren aan suïcide. Als hij over het bezoek aan zijn vaders graf vertelt, wordt de man van bijna twee meter zichtbaar weer het kleine jongetje dat nog steeds zo diep de pijn en het gemis om zijn vader voelt. Hij huilt tranen met tuiten. Ik verwelkom het verdrietige kind in hem, en hij voelt vooral opluchting dat hij zijn hart kan uitstorten.

Het komt vaak voor dat kinderen die een ouder aan zelfdoding verliezen het gevoel krijgen dat ze het blijkbaar niet waard waren om voor te leven, weet mijn collega en (mede)auteur Wim van Lent. Dat idee kan soms een heel diepe overtuiging worden, en het bepaalt je (overlevings)gedrag op latere leeftijd. Dat uit zich door altijd je best te willen doen, op je tenen te lopen vanuit het onbewuste verlangen dat er wel degelijk van je gehouden wordt en dat je de moeite waard bent.

De dood van Arthurs hond heeft het oude verlies weer wakker geschud. Door zich daarvan bewust te zijn, en naar het kerkhof te gaan en zijn vader ‘te vertellen’ over het nieuwe verlies, maakt Arthur een helende beweging. Nu kan en mag hij verdrietig zijn om het gemis en de pijn zoals hij dat nooit eerder heeft kunnen voelen. Wie zich zo open durft te stellen, kan mooie stappen maken. Arthur komt immers niet primair om het verlies van zijn hond en zijn vader. Hij wil meer zelfvertrouwen ervaren in zijn werk en afrekenen met zijn onzekere en negatieve zelfbeeld. In plaats van zich terug te trekken en een isolement op te zoeken waar zijn vader vlak voor zijn zelfdoding ook in moet hebben verkeerd, breekt Arthur met een patroon dat in de mannenlijn van zijn familie heel wat verdriet heeft veroorzaakt.

Uit onderzoek blijkt dat onder mannelijke nabestaanden van suïcide in de eerste familielijn een veel hoger risico bestaat om eveneens uit het leven te stappen, schrijft Jos de Keijser in Handboek Traumatische Rouw. “Onderzoekers verklaren dit door de familiaire aanleg voor psychiatrische aandoeningen als depressie en psychose, alsmede door het voorbeeldgedrag. Nabestaanden ervaren weinig sociale steun, ervaren isolatie en gaan zich afvragen waarom ze het voorbeeld eigenlijk niet volgen.”

Suïcide komt in sommige families vaker voor. Als je wat generaties terugkijkt, valt misschien op dat oom Piet, opa Karel en nicht Carolien uit het leven zijn gestapt. Je gaat er bijna wat van denken, en soms klopt dat ook. Wanneer in de familielijn een suïcide heeft plaatsgevonden, en er is niet of onvoldoende gerouwd om dat traumatisch verlies, dan kan dat invloed hebben op een latere generatie.

Die wetmatigheid is lastig te doorbreken. Nabestaanden van zelfmoord hebben talloze onbeantwoorde vragen. Er is veel onbegrip, onmacht, schuld en schaamte. Ook religie kan een rol spelen, waardoor de ‘afgekeurde dood’ een overspoelende ervaring wordt waar je geen raad mee weet. Soms wordt er simpelweg niet over gesproken, en ontstaat er een familiegeheim dat bij iedereen bekend is maar door iedereen wordt ontkend. Daardoor is er ook geen ruimte voor rouw.

Het traumatisch verlies neemt juist in kracht toe, en ondergronds werkt dit door in de tijd. Het risico ontstaat dat iemand uit een jongere generatie deze last onbewust op zich neemt. Hij of zij identificeert zich met het overleden familielid met bijbehorend verhaal. Dat is een zware en eenzame last, die in het ultieme geval kan leiden tot de wens om er ook zelf op enig moment uit te stappen.

Time-out – Heeft iemand in jouw familie zelfmoord gepleegd? Is het bespreekbaar? Onderzoek het eens. Het mag geen taboe zijn, want zwijgen is pijn onnodig wegstoppen. Praten lucht op.

*

Christiaan begroet me met een ontwijkende blik. Een jaar of dertig, ietwat gedrongen postuur en stijlvol gekleed. Zijn vriendin heeft steeds vaker aangedrongen om eens met iemand te gaan praten. “Dus ben ik maar gekomen”, zegt hij, alsof-ie met geweldige tegenzin in de stoel tegenover me heeft plaatsgenomen.

Ik hoef niets te doen, anders dan hem vriendelijk welkom te heten. “Het gaat niet meer”, zegt hij vrijwel meteen. “Het gaat gewoon niet meer. Ik houd het niet meer vol.” Het gaat slecht op zijn werk, in zijn relatie. Hij vertelt honderduit, totdat na enig doorvragen de ware aanleiding aan het licht komt. Zijn vader heeft zich een jaar eerder van het leven beroofd. “Vanuit het niets. Hij ging benzine tanken omdat hij de volgende dag met mijn moeder op vakantie zou gaan. Niemand begrijpt het.”

Zijn vader is voor de trein gesprongen. Door de verminking was hij in het mortuarium nauwelijks herkenbaar. Christiaan voelt zich naar eigen zeggen vooral schuldig, “omdat ik het niet heb zien aankomen”. Ook is er schaamte voor wat zijn vader hem en de familie heeft aangedaan. “Behalve met mijn vriendin praat ik er met niemand over. Op mijn werk niet, nergens niet. En mijn moeder en zus wil ik niet belasten, want die hebben het al moeilijk genoeg.”

“Als begeleider kon ik niet anders doen dan naar hem luisteren”, zegt Wim. “Er valt niks te repareren. De zelfdoding van zijn vader kon ik niet ongedaan maken.” Wat resteert, is de rouw die wordt versterkt door het onbegrip, de machteloosheid, zelfverwijten wellicht. Vragen naar wat hem bezighoudt, tot aan de kleinste details en hem hierin te erkennen, is het enige wat je in die eerste ontmoeting kunt en hoeft te doen.

Er is een stevig verschil tussen rouw na zelfdoding en rouw na elk ander overlijden, ondervond de Belgische rouwexpert Manu Keirse in zijn praktijk. Wat gebeurt er met de achterblijver? Wat mag er aan gevoelens allemaal zijn bij de nabestaande? En waar houd je als hulpverlener rekening mee? Enkele van zijn overwegingen:

  1. Je kunt eindeloos blijven zoeken naar verklaringen voor de wanhoopsdaad. Zeker als er geen briefje is achtergelaten of als een afscheidsbericht meer vragen oproept dan beantwoordt. Binnen therapie is het toch belangrijk om de vraag ‘waarom’ eindeloos te mogen stellen. Aan die telkens terugkerende vraag kleven gevoelens die je niet mag negeren.
  2. Het schuldgevoel bij de achterblijver is intenser dan na de dood door ziekte of een verkeersongeval. Schuld en liefde zijn twee kanten van dezelfde medaille. Dat gevoel van schuld mag er wel degelijk zijn, maar je bent niet schuldig aan de zelfmoord van je geliefde. Je bent geneigd om eerst de schuld bij jezelf te zoeken, en later bij een ander zoals je partner.
  3. De impact van het stigma. Hij of zij is eruit gestapt – shame on him. Het kan echter leiden tot oordelend en vermijdend gedrag door zowel de familie als de omgeving. Daardoor is er mogelijk minder steun. En wat niet helpt, is het stilzwijgen en het onbespreekbaar maken van de gebeurtenis.
  4. De aard van het sterven is onverwacht, te vroeg en gewelddadig. Dat veroorzaakt een grote schok omdat je het niet hebt zien aankomen. De impact is enorm als je het lichaam vindt (en de meeste zelfdodingen vinden thuis plaats). Op het destructieve karakter van de zelfmoord is geen mens voorbereid, dus reacties van ongeloof en ontkenning duren vaak langer en zijn intenser.
  5. Er is veel stress omdat er niet zelden een lange geschiedenis van mentaal (of fysiek) lijden vooraf is gegaan aan de suïcide. Die wordt ook nog eens versterkt als de zelfdoding volgt na een hoopvolle periode (waarin het net zo goed leek te gaan). Afscheid nemen is niet altijd mogelijk door verminking van het lichaam. Het (goedbedoelde) advies om ‘niet te kijken en je te herinneren hoe hij of zij bij leven was’, kan ook tot vreselijke fantasieën leiden.

*

“Ik voel me zo machteloos, terwijl ik tegelijkertijd zo goed weet dat ik het niet kon tegenhouden.” Marten zit verslagen tegenover me. Zijn jongste zoon heeft zich verhangen, het is nog maar drie maanden geleden. Het was niet onverwacht, maar daarom niet minder schokkend. Op een dag was hij verdwenen. ‘Ik ben weg en weet niet wanneer ik terug ben. Zoek geen contact, ik houd zelf contact’, is een van de regels uit het afscheidsbriefje.

Ze zijn hem gaan zoeken, in paniek en uit liefde. In een hotelkamer in het buitenland is hij uiteindelijk door een kamermeisje gevonden. Toen ze enkele dagen later zijn lichaam zagen, was de doodsstrijd op het gezicht te lezen. Dat-ie het leven te zwaar had gevonden, dat begrepen ze. Maar had hij wellicht op het laatste moment spijt gekregen? Marten vond het een ondraaglijke gedachte. “Had ik iets kunnen doen in die laatste momenten?”

Marten kent het antwoord. Nee, hij had niets kunnen doen. Ze hebben er alles aan gedaan, ook toen zijn zoon al eens een poging had ondernomen. Dat neemt niet weg dat Marten vindt dat-ie gefaald heeft. Als vader, als man, als echtgenoot. Was hij juist niet de beschermer van zijn gezin? Waarom in hemelsnaam? Waarom zijn zoon, waarom dit lot voor de achterblijvers?

Ik geef geen antwoorden. Luisteren vol begrip en doorvragen zonder oordeel zijn het enige wat hier nu moet gebeuren.

Het mag er allemaal zijn, en van de vijf bovengenoemde aspecten bij rouw na zelfdoding tikt Marten ze zo’n beetje allemaal aan. Met uitzondering van het stigma. Tijdens de uitvaart windt niemand er doekjes omheen. De zoon is uit het leven gestapt. Het is wat het is. Er wordt gesproken over de jarenlange innerlijke strijd, over het hulptraject, over de boosheid en het verdriet, over de hoop en de wanhoop. Zijn sterven is misschien onacceptabel, voor de onomkeerbaarheid van de dood is respect.

Dit betekent niet dat het doorleven van dit gigantische verlies minder moeilijk wordt. Marten is zich bewust van de lange weg die hij heeft te gaan. Het is moeilijk om troost te vinden. Je kind verliezen is verschrikkelijk. Als dat kind ook nog zelf voor de dood heeft gekozen, raakt dat je vol in het hart. Dat de vader zijn tijd vult met het nalopen van scenario’s en het uitpluizen van alle details waarmee hij feitelijke helderheid krijgt, is begrijpelijk. Doe wat je te doen staat, dag na dag, stap voor stap.

Time-out – Dit hoofdstuk gaat letterlijk over leven en dood. Speel jij met de gedachten om eruit te stappen? Heb jij hulp nodig? Durf je er niet over te praten? Dat kan ook anoniem: Bel 113. Nu. Ken jij iemand die aan zelfmoord denkt en je weet niet wat je moet doen? Bel 113. Nu.

*

Dit is een (ingekort) hoofdstuk uit het boek ‘Als de man verliest, omgaan met rouw, verdriet en tegenslag’, dat ik schreef met Wim van Lent. Wil je meer weten over de manier waarop mannen anders omgaan met verlies en tegenslag dan vrouwen? Meer info: Als de man verliest, Balans Uitgeverij

Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34