Femke houdt van borrelnootjes, preekte ze. Ze houdt van fietsen door de stad, van haar kinderen en van Eberhard. Liefde kent geen voltooid verleden tijd als de dood roet door het eten gooit. Rake woorden strooide ze zondagmiddag door een afgeladen Singelkerk.
Elsa’s wandelriem ligt nog steeds achter in de auto, en daar blijft-ie ook. Onze hond is nu meer dan een jaar dood, maar de tastbare herinnering aan de vele wandelingen is niet langer pijnlijk. Wel vrolijk makend. Noem het een rouwritueeltje.
We kennen elkaar van haver tot gort, en toch ook weer niet. We weten precies wat de een gaat doen na net dat ene biertje te veel. We zijn het soms zwaar met elkaar oneens, en toch lachen we de geschillen weg. Bij elkaar in de buurt voelen we ons echte mannen, en laten ons daarmee niet per se echt zien.
Ik val met de neus in de boter. Vlak voor elven betreed ik de parkeerplaats van het hospice en sta oog in oog met een lijkwagen. De dood is hier natuurlijk een open deur, maar qua rondleiding is mijn timing voortreffelijk.
Man aan de lijn. Goed gesprek, hij vraagt hoe het met mij en mijn zonen gaat. Ik vertel en laat me daarna bijpraten over zijn werkzame leven. Mooi, denk ik dan, en brei een eind aan de conversatie. We hangen op. Meteen denk ik: wat ben ik een ongelofelijke oetlul.
Heel wat boeken over rouw, verlies en liefde vullen mijn boekenkast. Maar dit boekje, want nog geen honderd pagina’s met veel wit, blaast alle eerdere levensliteratuur de huiskamer uit. Bloedstollend, al op de eerste pagina.
Op eigen benen staan ze allang. Nu mijn twee zonen daadwerkelijk uitvliegen, dringt de realiteit pas echt tot me door. Dus is het tijd voor een feest om ze uit te zwaaien. En om even het moment te markeren dat we afscheid van elkaar nemen. Noem het een ritueel.
Die ene stem, het melodietje dat blijft rondzingen. Dat treffende woordje, de gitaar die je even doet smelten. De klank van een liedje dat speciaal voor jou lijkt te zijn geschreven. Muziek die zich in je hart nestelt. Gracias a la Vida van Mercedes Sosa is er zo eentje.
Het is met een feestje en een crematie geen doorsnee zaterdag. Mijn jongste wordt 18 jaar, en dat is voor zowel hem als mij een mijlpaal. Hij is nu volwassen, en ik ben als vader ‘klaar’ met opvoeden. Ik geef hem een verjaardagskaart met als opschrift: Ik ga je missen. Met pen schrijf ik er ‘NIET’ bij. Ons soort humor.
Lekker is dat, geen zoon te bekennen als ik deze zondagochtend mijn ogen open. Ik heb er twee. Voor het eerst zijn ze niet thuis om hun ouwe een brunch (ontbijt is al jaren te veel gevraagd) te bereiden. Allebei zijn ze in Berlijn. Ik vind ’t een mooi geschenk.